Dinsdag 24 mei 2016
(Bijna alle foto’s zijn te vergroten door er op te klikken)
Jeep
Om 9 uur moeten we achter de Evangelisch-Lutherse Domkerk klaar staan om opgepikt te worden. Er rijdt wel een busje van “Extreme Iceland” voorbij maar helaas, die stopt niet. Dus op naar de lobby van hotel Borg. We laten bellen en krijgen te horen dat er problemen zijn met een busje, maar om half 10 zullen we worden opgehaald en naar een verzamelpunt worden gebracht. Het werkt. Op het verzamelpunt kunnen we plaats nemen in een groot wit gevaarte op vier wielen. In de jeep zit al een Canadees uit Quebec. Hij spreekt beter Frans dan Engels, we spreken beter Nederlands dan Frans, dus we redden ons uitstekend in het Engels. Onderweg pikken we nog enkele mensen op, waaronder een stelletje uit Utrecht.
Voordat we het binnenland ingaan, is er nog een korte stop ergens bij een benzinepomp en krijgen we de gelegenheid voor een kop koffie en om wat proviand in te slaan.
Vulkaan en crisis
De chauffeur vertelt tijdens de rit van alles en nog wat over IJsland. De vulkaan-uitbarsting (het vliegverkeer lag 4 weken plat) en het gedoe rondom de Icesave-bank worden ook nog even genoemd.
Dat laatste gaat ongeveer zo:
Chauffeur: “Misschien hebt u wel gehoord van het faillissement van Icesave in 2008?Toerist: “ja, dan herinner ik me maar al te goed”.
Chauffeur: “O, dan hebt u waarschijnlijk geld bij die bank ondergebracht en U bent toch nog naar IJsland gekomen?”
Grapje.
Hekla
Tijdens de rit worden we gewezen op de Hekla, de vulkaan die eens in de tien jaar uitbarst. De verwachting is dat het binnenkort weer gaat gebeuren, alleen vandaag niet, aldus de chauffeur.
Rijden
We stoppen even in de buurt van een lange brug en bij een oude schuur, aan het einde van de asfalt- en het begin van een gravelweg. Deze ligt zeker anderhalve meter hoger dan waar we geparkeerd staan. De eerste ervaring met het binnenland is daar, want na het instappen rijden we schuin omhoog de helling op, een berm kun je het niet noemen, naar de weg.
Schrikken. De auto schommelt en schudt, de motor gromt, het gravel knarst onder de wielen.
Chauffeur en bijrijder, Tiddy en Egmar, blijven echter onverstoorbaar en als vanzelfsprekend komen we op de weg terecht. We rijden de hooglanden in, richting Posmark.
Groots
Het landschap is groots. Indrukwekkend groots. Grauwe bergen, grijze lucht, het enige wit is de sneeuw dat als ruw gescheurde stroken papier tussen de bergtoppen ligt gevangen.
Zo nu en dan rijden we door een riviertje, passeren een tegenligger, maken een scherpe bocht, soms zo scherp, dat je denkt de weg weer terug te rijden. Ondertussen voel je je steeds kleiner en machtelozer worden.
Gletsjer
Onze eerste stop is op een parkeerplaats aan de voet van een gletsjer. Nou ja, bijna. Om er te komen rijden we eerst door een riviertje. Een andere weg is er niet. Vanaf de parkeer-plaats maak ik een foto van de omgeving. Er is enig groen te bespeuren. Mos.
Dan is het nog een tiental minuten lopen, klimmen, glijden en springen naar de gletsjertong. Dat is best te doen, maar je moet wel steeds op je qui-vive zijn want voor je het weet ga je onderuit. Gelet op de ondergrond is dat bepaald geen pretje.
Onder de gletsjertong bevindt zich een grot, ontstaan en in stand gehouden door het smeltwater dat zich daar doorheen een weg baant. Het is nu nog te koud, maar als het warmer wordt en de sneeuw gaat smelten, komt er zoveel water naar beneden dat je maar beter uit de buurt kunt blijven, aldus Tiddy.
Wandelen
We vervolgen onze tocht en komen terecht bij een houten gebouw dat dienst doet als groepsverblijf. Vandaar uit worden groepswandelingen ondernomen. Een groep scholieren krijgt enig onderricht en vertrekt kort na de instructie de bergen in. Onze groep gaat ook, maar wij besluiten om in de buurt van het gebouw gebouw te blijven. Mijn vrouw is zondag gevallen en heeft nog last van haar been. Rondom het gebouw is echter ook uitstekend te wandelen zonder al te hoge klimpartijen.
We bekijken de omgeving. Er staan nog een paar gebouwtjes – o.a. een overnachtingsplek voor wandelaars van meerdaagse tochten, deze is men druk aan het restaureren – een toiletgebouw, een opslagplaats.
Een tankwagen brengt brandstof. Als deze vertrekt en dezelfde weg gaat waarlangs wij gekomen zijn, blijkt hoe overweldigend de omgeving is. De tankwagen is niet meer dan een bewegend wit vlekje in de vallei.
Water
Onze Franse Canadees is ook terug. Hij heeft de wandeling naar het hoogste punt in de omgeving niet afgemaakt en is op eigen gelegenheid terug gekomen. Het was hem te vermoeiend. Niet veel later is de groep ook teruggekeerd en kunnen we vertrekken. We worden naar een rivier gebracht, die op dit moment nog met de auto over te steken is.
We steken over, stappen uit en de chauffeur zegt dat we de camera’s gereed moeten houden. Hijzelf stapt weer in, rijdt het water in, keert op de andere oever en komt terug. Het water spat hoog op, maar de auto geeft geen krimp. Camera’s en mobieltjes klikken.
Een mooi stukje gratis IJsland-promotie op deze manier. Goedkoper kun je het niet krijgen. Maar goed, het is wel erg leuk. Er wordt nog wat gefotografeerd en dan is het weer tijd om te vertrekken.
Waterval
De volgende stopplaats is bij Nauthusagil, een waterval verstopt tussen het lavagesteente. Het eerste stuk is goed te belopen. Je moet alleen opletten waar je je voeten neerzet. Het is prachtig om tussen de rotsblokken te staan met het water aan je voeten. Onze Franse Canadees verbaast zich over mijn vrouw. “Is ze werkelijk gevallen?”, vraagt hij aan mij. Ze is een stuk sneller dan hij, terwijl hij een tiental jaren jonger is.
Dan komt er een hindernis. Alleen stappend van steen naar steen is de overkant van het riviertje te bereiken. Een Japanse jongedame komt nog maar net droog aan de overkant. Eenmaal overgestoken moet je je vasthouden aan kettingen om bij de waterval te kunnen komen. Ver is het niet meer, maar je hangt de laatste meters wel schuin achterover boven het water. We laten de eer aan de jongelui en gaan samen met de Canadees beginnen aan de terugtocht.
Terug
We rijden dezelfde weg terug, er is trouwens ook geen andere, en komen weer in de bewoonde wereld. Bij de ontmoetingsplaats, de waterval van vanmorgen, worden de meeste passagiers gedropt. We krijgen nog even de gelegenheid om de waterval te bezichtigen en dat is het tijd om naar Reykjavik terug te keren.
De Canadees en wij zijn nog de enige passagiers. Zin in een tussenstop hebben we niet meer.